Zomer of winter?

Terwijl de knoppen van de meeste bomen en struiken barsten en de eerste groene blaadjes tevoorschijn komen, laat Koning Winter nog even zien dat hij de baas is. Tussen enkele zonnige momenten klettert de hagel tegen de ruiten en in het begin van vorige week werden we zelfs wakker in een witte wereld. Het voorjaar komt nog amper op gang en dat zie ik onder andere terug bij de reptielenmonitoring op de Veluwe.

Dat ik tot nu toe nog niet veel reptielen gezien heb, komt overigens ook doordat er nog maar weinig momenten met geschikt weer geweest zijn. Vorige week moesten we lang wachten op de eerste zon op een koude zaterdagochtend, waardoor we pas in het laatste uur van de eerste ronde zonnende dieren vonden. Een handvol zandhagedissen en een prachtige grote ringslangvrouw.

Een forse ringslangvrouw ligt te genieten van de eerste zonnestralen van de dag.
Een prachtige groene zandhagedis. De mannetjes krijgen deze kleur in de paartijd om extra indruk te maken op de vrouwtjes. En vergis je niet: deze felle kleur doet zijn werk ook prima als schutkleur op het mos, waar ze vaak liggen te zonnen. Alleen op een zanderige plek als deze is hij natuurlijk duidelijk te zien.

Om ons zoet te houden moesten we het voor die tijd met de vele vogels als dodaarsjes, wintertalingen, een kleine bonte specht en raven doen. Ook troffen we een rotte zwijnen met jongen, die zich in de hoge begroeiing verstopt had. De jongen kwamen amper boven de begroeiing uit en waren bovendien op afstand. Toch was het een mooie ontmoeting.

Zelfs het volwassen zwijn komt amper boven de hoge begroeiing uit. Een mooi Veluws sfeerplaatje.
Door de afstand en de hoge begroeiing amper te zien, maar de prachtige biggetjes in pyjama mogen er ook zijn!
Raaf

Op de tweede ronde ging het beter. Ondanks het ontbreken van mooie slangen waren de aantallen voor dat gebied goed: we telden 19 zandhagedissen en een levendbarende hagedis. In een derde gebied waar we nog even rondkeken vonden we nog eens vier zandhagedissen en voor het eerst sinds september 2019 in dat gebied weer eens een adder.

Adder, man

Gisteren heb ik met mijn vader weer eens een ouderwets dagje gevogeld. De reis ging richting het noordoosten, aangezien het grote regenfront in de loop van de dag vanuit het zuidwesten verwacht werd. We begonnen in het Harderbroek, tegenover Harderwijk in Flevoland. De zon kwam voorzichtig een beetje door en dat was een trigger voor de net teruggekeerde zangvogels om een liedje in te zetten. Tientallen tjiftjaffen lieten zich horen, samen met zwartkoppen, vele rietzangers, de eerste snorren en een blauwborst. Een paartje bruine kiekendieven trok samen op en lieten zich – weliswaar op afstand – leuk zien.

Meneer blauwborst zingt zijn lied

De reis ging verder langs de rand van het Veluwemeer, richting het Vossemeer. Onderweg zagen we de eerste huiszwaluwen vliegen, net als de zangvogels pas net terug uit Afrika. Dichtbij de oever van het meer zagen we tijdens een stop een paartje geoorde futen, al volledig in zomerkleed de golven trotserend.

De geoorde futen gaan op en neer op de golven.
Golven of niet, synchroonzwemmen moet gewoon doorgaan!

Tijdens het rijden ontdekte ik vlak voor de brug van Elburg een visarend. Ondanks dat er 400 meter een parkeerplaats was waar we snel stopten, konden we helaas alleen toekijken hoe hij vlak voor ons over de bomen verdween het meer op. Door de takken heen zagen we hem een paar rondjes draaien. We vermoedden dat hij snel verder het meer op zou vliegen, maar het was maar goed dat we nog een minuutje bleven wachten. Na een paar rondjes achter de bomen kwam de visarend al cirkelend terug richting ons, tot hij vlak boven ons hing en zich schitterend liet zien. Al cirkelend kwam de vogel steeds hoger en hoger, tot hij bijna niet meer te zien was. Uiteindelijk gleed hij af richting het water.

De visarend vliegt een rondje boven ons.
De visarend was nogal verfomfaaid, kennelijk had hij een zware trektocht achter de rug, flink in de rui of allebei. Er missen behoorlijk wat staart- en vleugelpennen.

Aangekomen bij de Vossemeerdijk stopten we bij de eerste de beste parkeerplaats. Een zwermpje meeuwen foerageerde boven het water. Het zag er vrolijk uit en precies tegelijk ontdekten mijn vader en ik dat het niet allemaal kokmeeuwen waren, maar dat er ook dwergmeeuwen in de groep vlogen. De dwergmeeuw lijkt veel op de kokmeeuw, maar is een stuk kleiner en heeft een donkere onderkant van de vleugel met een witte achterrand die ook langs de vleugeltop naar voren doorloopt. In het veld is dat lastig te zien, omdat het ook de schaduw zou kunnen zijn, maar op foto’s is het duidelijk te zien. Bovendien hebben de volwassen dwergmeeuwen in zomerkleed een rozeachtige zweem over de buik. De zwarte kop hebben ze alleen in zomerkleed en de dieren in deze groep waren allemaal in overgang van winter- naar zomerkleed. De roze buik was bij de meeste al aanwezig en de koppen waren half zwart en slordig gekleurd.

Een dwergmeeuw in de overgang van winter- naar zomerkleed. De rozige zweem op de buik is al te zien en de kop begint zwart te worden. De kenmerkende donkere onderkant van de vleugels met witte achterrand is goed te zien.
Deze is nog bijna volledig in winterkleed. Al is de kop niet helemaal wit meer, de rozige zweem is nog niet aanwezig.

In het Vossemeer zwommen ook krooneenden rond. Zo mooi als achter ons huis in Wageningen zagen we ze bij lange na niet, maar het was een leuk groepje. Helaas zwommen ze helemaal aan de overkant, op grote afstand dus. Net toen we het over de zeearenden hadden die we een paar jaar terug eens bij Kampereiland, dichtbij het Vossemeer, zagen – viel mijn oog op een grote roofvogel op ruim een kilometer afstand boven het Ketelmeer. En ja hoor, daar vloog zo’n grote arend. Het bleken er zelfs twee te zijn, samen met een paar andere roofvogels die door de grote afstand helaas niet op naam te brengen waren. Buizerd, bruine kiekendief, visarend… Het kon allemaal.

Onze laatste stop was bij het Reevediep, net ten zuiden van Kampen. Hier zouden leuke steltlopers kunnen zijn in een soort hoogwaterafvoer van de IJssel, maar het was erg stil. Tot een andere vogelaar ons aansprak en vroeg of we de steltkluten al gezien hadden. Hadden we die dan zo over het hoofd gezien? Dat was gelukkig niet zo; ze zaten aan de andere kant van de N50. De vogelaar, die bekend was in de omgeving, bood aan om voorop te rijden om zo de weg te wijzen naar de plek vanaf waar je de steltkluten kon zien. De weg ging in eerste instantie recht de verkeerde kant op Kampen in, waardoor we ons bijna afvroegen of we wel de goede auto volgden, maar uiteindelijk bleek dat de route toch echt klopte en kwamen we aan de andere kant van het gebied uit. Na een stukje langs een dijk gelopen te hebben zagen we ze staan: twee steltkluten. Het was intussen begonnen met regenen en het was behoorlijk koud, waardoor het moeilijk was om de verrekijker nog stil te houden, maar de camera hielp met beeldstabilisatie. Weliswaar op afstand, maar toch een leuke soort om aan het einde van de dag nog even te zien!

De twee steltkluten

3 Reacties op “Zomer of winter?”

  1. Bedankt voor dit boeiende verhaal en de prachtige beelden. In dergelijke natuurgebieden leeft natuurlijk heel wat meer dan hier rond de Antwerpse stadsrand. Bedankt voor het delen en nog een fijne avond gewenst.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: