Eens in de zoveel tijd zwicht ik voor een dagje Hoge Veluwe. Het hoeft geen geheim te zijn dat ik het niet eens ben met het standpunt van het park over de wolf en dat ik er daarom zo min mogelijk kom, maar soms zitten er ineens zó veel leuke beesten op een hoopje dat ik er tóch heen ga. Begin juli was het zover.
Na een week lang waarnemingen van meerdere slangenarenden, een lammergier, zeearend en verschillende zeldzame libellen gezien te hebben werd het tijd om zelf te gaan. Ik vertrok ’s ochtends mooi op tijd met de fiets vanuit Wageningen en kwam binnen een uur aan bij de ingang van het park. Daar liet ik me niet afleiden door dingen onderweg – ik ging in één streep naar het deel van het gebied waar het allemaal gebeurde: het Deelensche Veld. Hier werden al een tijdje in totaal wel zes slangenarenden gezien, jagend boven het reptielenrijke gebied. Ik zag er gelijk al eentje vliegen, heel ver weg boven het veld. Als een stipje. Ik ging er vanuit dat het nog een keer beter zou worden en ging verder naar de Deelensche Wasch, een ven met een bosrand eromheen.
Het was zonnig en de libellen waren goed op dreef. Behalve algemene soorten als de viervlek, gewone oeverlibel en watersnuffel zag ik ook de typische vensoorten: de venwitsnuitlibel, vuurlibel en koraaljuffer. Ook een minder typische vensoort: ik zag een stuk of drie beekoeverlibellen, een echte zeldzaamheid in de omgeving. Ook het beestje waar me het op dat moment om ging zag ik gelijk: de zeer zeldzame oostelijke witsnuitlibel. Hij zat op een uitstekende tak in het water op de uitkijk.




De oostelijke witsnuitlibel kwam tot 2013 voor in een kleine Friese populatie, maar verdween toen uit Nederland. Na zwervende exemplaren in 2018 werd kort geleden ook weer een populatie ontdekt. En het bleef niet bij één. Op verschillende plekken in Overijssel, Drenthe en Friesland zijn weer populaties van deze echte oostelijke zeldzaamheid. Uniek voor de Nederlandse natuur. Op de Hoge Veluwe zaten op het moment dat ik er was slechts twee mannetjes, waarschijnlijk zwervers. Maar het gebied is geschikt en wie weet komt hier de volgende populatie!




Met wat zoeken vond ik ook allebei de tot nu toe ontdekte oostelijke witsnuiten. Eentje op zijn vaste post op een tak ongeveer tien meter uit de oever. Slechts af en toe vloog hij een rondje, maar hij landde steeds weer na korte tijd op zijn plekje. De andere legde grotere afstanden af. Hij vloog ongeveer de hele oever langs en verdween af en toe in een boom of ging zitten op een spriet in het water. Ik kwam hem op zoveel verschillende plekken kort na elkaar tegen dat ik dacht dat er minimaal vier mannetjes moesten zijn. Maar ik zag ze nooit tegelijk en op de foto’s kon ik zien dat het steeds weer om hetzelfde beest ging. Een druktemaker dus.
Ondanks dat beide libellen erg vliegerig waren kon ik na een tijd tevreden zijn met mijn foto’s. Geen kans voor mijn macrolens, alles heb ik met de telelens gedaan. Maar de resultaten waren goed.

Begin van de middag verliet ik de Deelensche Wasch om de rest van het veld te gaan verkennen. Ik ontdekte al snel een slangenarend die traag boven het veld vloog en steeds weer biddend het veld afspeurde naar een slang. Hij volgde min of meer het zandpad waar ik fietste, dus ik fietste (met moeite door het mulle zand) met hem mee en stopte af en toe om foto’s te maken. Na een tijdje was ik deze vogel toch kwijtgeraakt, maar ik vond al snel weer twee nieuwe. Nog ver weg, maar ze kwamen langzaam dichterbij. Dat is wel een dingetje met die vogels. Langzaam. Elke beweging van de slangenarend is langzaam. De vleugelslag, het vliegtempo en het bidden. Ze lijken haast behoedzaam te vliegen. Heel anders dan een buizerd, al lijken ze daar in eerste instantie best op.
De slangenarend is in Nederland een zeer zeldzame zomergast, die vroeger slechts zeer incidenteel gezien werd. Sinds een aantal jaar verschijnen er echter steeds vaker exemplaren in ons land, die overzomeren in grote slangengebieden als de Hoge Veluwe, Dwingelderveld en Fochteloërveen. Ook in de trektijd worden ze af en toe gezien. Dit jaar zijn er erg veel en nu heb ik ze ook voor het eerst mooi gezien.
Eén van de slangenarenden naderde gestaag en begon recht boven mij te bidden. Heel hoog, dat wel, maar toch erg indrukwekkend. Een echte arend, flink groot!

Tijdens het fietsen had ik bijna constant wel ergens boven het veld een slangenarend in beeld. Meestal ver weg, soms beter te zien. En toen zag ik ook waaraan ze hun naam te danken hebben. Ik zag een slang op het pad liggen, dus ik bereidde me voor op een snelle actie om een foto te maken. Maar de ringslang bleek al een paar dagen dood. Hij was opengereten en leeggegeten. De nog niet gelegde eieren lagen ernaast. Een moordactie op mijn geliefde reptielen. Maar ja, die slangenarenden zijn ook wel erg stoer.


Terwijl ik het tafereeltje bekeek kwam er ook weer een slangenarend aanvliegen. Alweer hoog, geen idee hoe ze op een paar honderd meter hoogte een slang kunnen ontdekken. Maar misschien werkt het.

Kort erna zag ik op een kilometer afstand een andere slangenarend een enorme duik naar beneden maken. Ik wist waar hij ongeveer landde en dat daar een pad vlakbij was, dus ik sprong op mijn fiets en ploeterde er zo snel mogelijk heen. Ik stopte helaas iets te vroeg, waarna ik de slangenarend op tweehonderd meter op zag vliegen en van mij af in de verte verdween. Ik keek hem alleen op de rug waardoor ik hem niet mooi op de foto kreeg.

Al met al was het een erg fraaie vertoning en ik heb er volop van genoten. Om de dag compleet te maken besloot ik tegen het eind van de middag nog naar de andere kant van het veld te fietsen in de hoop daar een van de eerste gentiaanblauwtjes te zien. Het was een plek waar ik ooit al eens de eitjes gevonden had. Op de plek trof ik nu slechts drie sneue klokjesgentianen (de waardplant van het gentiaanblauwtje), maar óók een gentiaanblauwtje die van de nectar op de dopheide genoot. Een mooi afscheid van het Deelensche Veld.

En toen de terugweg. Ik besloot flink door te trappen ondanks dat ik inmiddels wel moe was. Het was namelijk ook al laat. Maar toen ik op de jacobskruiskruid langs het fietspad nog twee bosparelmoervlinders zag ben ik natuurlijk even gestopt. De laatste zeldzaamheid van vandaag. Een lekker dagje scoren!



Wat een mooie dag was dat, en dan nog ook prachtige foto’s kunnen nemen?! Geweldig.
LikeGeliked door 1 persoon