Met een tot nu toe nogal tegenvallend voorjaar na de vroege lentes van de afgelopen jaren is het me nog niet eerder dan vandaag gelukt een moment te vinden om reptielen te monitoren. Afgezien van de zoekacties in februari buiten mijn monitoringsgebieden heb ik nog geen reptiel gezien. Hoog tijd om toch maar eens een officiële ronde te lopen dus, met gezelschap van twee medetellers.
Terwijl de ochtend bij vertrek nog rustig leek, bleek aangekomen op de Veluwe de wind toch behoorlijk opgestoken. Niet bepaald ideaal voor reptielen, zo’n windkracht 5 die de heuvel over giert. Toch vonden we al snel drie zandhagedissen binnen vier meter van elkaar. Ook vond ik al snel een zonnende addervrouw, beschut achter een grote heidepol. Dit beestje lag op iets meer dan dertig meter van een plek waar we vorig jaar het enige vrouwtje van dat jaar zagen, maar na de foto’s vergeleken te hebben bleek dit een nieuwe adder te zijn. Dat is mooi, dan weten we zeker dat we niet steeds de zelfde en enige adder zien. Een schrale troost, aangezien het gebied flink is ondergeploegd door wilde zwijnen. De reptielen lijden er flink onder. De totale score kwam uit op één adder en elf zandhagedissen. Een gemiddelde score voor het gebied, ondanks de harde wind.


Naast reptielen er diverse voorjaarsvogeltjes te horen, met name veld- en boomleeuweriken die de Veluwe van hoog in de lucht toezongen. Na de monitoringsronde hebben we nog even bij de beekprikken (een soort primitieve vissen) gekeken die vlak langs de weg naar huis voorkomen. Ondanks de inmiddels opgekomen regen waren die druk aan het paaien in de beek.
